Leerproblemen met hypnose te lijf?

Terug naar de hypnosebibliotheek
© Johan Eland.

Jaarlijks gaan meer dan 35000 leerlingen van het middelbaar onderwijs van school zonder hun schoolcarriere met een diploma te hebben afgesloten. De uitval bedraagt ongeveer 3 % van de totale leerlingenbestand. Voor het schooljaar 1983-1984 waren het er 36493. tweederde daarvan was afkomstig uit het avo/vwo en een derde lbo.Relatief verliest het avo/vwo zo'n 2,5%. Het Lbo verliest bijna 4 % van haar leerlingen voortijdig.Als we nu toch naar schooltype kijken valt vooral de Havo op in negatieve zin. Van elke 100 leerlingen die daar beginnen halen maar liefst 18 de eindstreep[ niet.



Waarin verschillen nu de voortijdig schoolverlaters van hun klasgenoten die wel een diploma halen? Uit onderzoeken bleek dat er al vanaf het begin van de schoolloopbaan verschillen bestaan. Zo vond Hermans (1983) dat zij die zonder diploma de school verlieten vanaf het begin minder positieve opvattingen hadden van de school dan de behalers van een diploma. Uit het zelfde onderzoek bleek bovendien dat ze niet allen negatiever over de school dachten maar ook over zichzelf. Ze achtten zich zelf vaak niet in staat de school af te maken en hadden minder het gevoel dat ze konden meekomen. Yudin en zijn collega's (1973) vonden dat drop-outs vanaf de erste schooldag zich minder gediciplineerd gedroegen en slechter presteerden dan de blijvers. Het verschil tussen beide groepen werd in de loop der jaren zelfs groter. Tot slot blijkt uit onderzoek dat de sociaal-economische status van de ouders van de gemiddelde schoolverlater lager is.
De belevingswereld van de leerlingen is blijkbaar belangrijk voor het leveren van schoolprestaties. De school is bij uitstek een plaats waar gepresteerd moet worden en waar prestaties vergelijken worden. Dit laatste gaat gepaard met sociale status -en prestigeverschijnselen en op hun beurt leidt dat tot gevoelens van welbevinden en satisfactie. Onderzocht is of leerlingen meenden dat ze hoger zouden kunnen scoren. Maar liefst 90 % meende dat als alles meezat en ze er hard voor zouden werken ze wel een treetje hoger zouden kunnen komen op hun eigen prestatieladder. Overiges vond meer dan de helft het wel best zo.Van de rest vindt een kwart het echt erg dat ze onderpresteren.Vooral meisjes tonen zich daarover bedroefd.
Gevraagd (Van der Linden en Roeders 1983) naar wat zij zelf menen dat de oorzaak is van hun onderpresteren noemde maar 5 % pech of toeval de reden. Dat het aan ongunstige omstandigheden thuis of op school lag zei 12 %.. 24 % echter weet hun onderprestatie aan gebrek aan capaciteit voor bepaalde vakken of gebrek aan concentratievermogen.Verreweg het vaakst (65%) komt het voor dat leerlingen de verklaring zoeken in een te geringe inzet, motivatie of interesse.



Concentratiemoeilijkheden.
Een kwart van de leerlingen heeft regelmatig moeite de gedachten bij het werk te houden (22%) Bijna de helft zegt daar een beetje last mee te hebben. Bovendien blijkt uit onderzoek dat een aantal leerlingen een grotere spanningsbehoefte heeft dan die waarmee de school rekening houdt. Dat leidt tot verveling en een negatieve schoolbeleving.
Motivatie.
Behalve kunnen is ook willen van belang. Onder willen wordt ook wel aangeduid met de term motivatie. Sterk gemotiveerd wil dus zeggen dat men iets heel graag wil. Onderscheiden kan worden de
prestatiemotivatie en de affiliatiemotivatite.
Heeft de hypnose hier iets te melden?
Een van de eerste Engelse hypnotiserend artsen was John Elliotson (1791-) Hij was de leider van de grote Engelse mesmeristische beweging die in 1837 in engeland begon Hij stelde al vast dat kinderen gemakkelijk te mesmeriseren waren en dus genezen konden worden van tal van kwalen. Hij nam daarbij vooral stelling teggen het kwellen door de medische wetenschap in die tijd. Zijn kijk op het omgaan met kinderen was, zeker voor die tijd, opmerkelijk.Hij tekende levendig de wreedheden die de ouders, onderwijzers en artsen de kinderen aandeden. Hij tekende verzet aan tegen de strenge regimes op scholen en zei dat kindren die leden aan nerveuze aandoeningen alleen maar verergerden door het nodeloos martelen met trekpleisters en andere uitwendige plagerijen.Volgens Elliotson waren de kleintjes veel gevoeliger dan werd aangenomen en voelden ze meer pijn dan volwassenen van een gelijke oorzaak. Wanneer ze goed behandeld werden waren kinderen volgens Elliotson positieve hemelse wezens,en in moreel opzicht veel beter dan hun ouders. Ze waren liefhebbend,betrouwbaar en waarheidslievend Toch werden ze zowel thuis, op school als waar dan ook meer vervolgd dan welke mensen dan ook. Hun fouten waren volgens Elliotson het resultaat van verkeerde behandelingen en zouden verbeterd kunnen worden door goed voorbeeld en advies. Domheid en dwarsheid waren vaak het resultaat van oververmoeidheid en het arme kind werd gestraft als het eigenlijk gewoon naar bed gestuurd moest worden. Veel kleine dingen maken ons kruis verzuchtte de mesmerist en helaas word geen uitzondering gemaakt voor de kleintjes. Overwerk veroorzaakte stuiptrekkingen en angst was geen ongewone oorzaak van nerveuse aandoeningen. Ziekten werden vaak niet herkend en en gestraft als hardnekkige gebreken. Sint Vitusdans.plaatselijke zenuwtrekkingen, zag men als slechte gewoonten en koppigheid.Kortstondige flitsen van"epileptische bewusteloosheid, kleine hevige aanvallen van krankzinnigheid veroorzaakt door een ongerijmde boosheid voor een paar minuten werden vaak ten onrechte aangezien voor ondeugend gedrag en het kind overeenkomstig gestraft.
Na de metamorfose van de suggestietherapie door Braid in het hypnotisme:
Tijdens een congres in 1886 te Nancy stelde de Fransman Dr. Berillon voor het eerst deze vraag. Hij meende dat de hypnose aangewend kon worden als een 'agent de moralisation et d'education.' In eerste instantie kreeg hij nog niet veel bijval en drong men aan op verdere proefnemingen. Op het Internationaal congres voor hypnotisme in 1889 te Parijs vielen vele anderen hem bij. Men stelde 4 punten vast:
1.Uit zorgvuldige observatie is de waarde gebleken van hypnose voor de volgende kinderziekten: incontinentie voor urine en feaces,nerveus zenuwtrekken, nachtelijke angstaanvallen, onanie, BLEPHAROSPSM,functionele storingen van het zenuwstelsel 2. Tot op dat moment waren geen resultaten geboekt bij idiotisme, , en doofstomheid 3.Sugestie vormt een uitstekend hulpmiddel in de opvoeding van boosaardige en achterlijke kinderen , speciaal wanneer ze hebben gewoonten als liegen, wreedheid,onverbeterlijke leeglopers of lafhartig zijn 4.Het suggereren moet beperkt blijven tot gevallen waarin de gewone pedagogische methoden faalden en alleen medici zouden haar moeten toepassen. het is niet nodig normale kinderen te hypnotiseren:voor hen is gewone behandeling voldoende. alleen kinderen die verslaafd aan diefstal zijn en andere boosaardige of ziekelijke gewoonten hebbenmI EN ZIJN gekweld MET WALGELIJKE gebreken kunnen we overwegen hen te genezen met hypnose. speciaal wanneer hun ouders wanhopig zijndoor het falen van alle andere behandelwijzen.
Aanvankelijk beperkte Berillon zich tot de klinische paedagogiek. Daaronder verstond men de wetenschap van psychische afwijkingen bij kinderen van ziekelijke aard. Daartoe rekende men kleptomanie, dwangmatige onanie, nachtelijke angstaanvallen, slaapwandelen, verkeerde neigingen als nagelbijten, drang tot brandstichten en ook gebrekkig vermogen tot aandachtsconcentratie. Al dit soort afwijkingen trachtte hij, wanner andere paedagogische methodes faalden, te genezen met hypnose en suggestie. Daarna ging hij ertoe over het aandachtsvermogen en de geschiktheid tot het werk te ontwikkelen bij ;leerlingen, wier vorderingen niet geheel voldoende waren, en die men met wegzending van de school bedreigde. en zo, zijn werkterrein uitbreidend, kwam hij ertoe ook normale kinderen te behandelen. Hij trachtte hun geheugen te verbeteren, hun aandacht te verhogen, de natuurlijke aanleg te ontwikkelen, verworven gewoonten te corrigeren en nieuwe gewoonten te scheppen. Hij behandelde duizenden kinderen met succes. In het algemeen geloofde hij dat met behulp van de hypnose een soort van orthopedagogiek van de ziel geschapen kon worden.Met moest volgens Berillon de intellektuele en ethische aanleg van het kind ontwikkelen.

Schrijfkramp (of RSI?)
Ook anderen volgenden Berillon in zijn toepassing van hypnose voor pedagogische doeleinden. Een veevuldig genoemd euvel, dat ook als beroepsziekte gekend werd was de schrijfkramp (Hilger 1911,A.Forel, G.R Heyer, L. HirschlaffS.Koster,Stokvis. Schrijfkramp was een storing van de coordinatie van de schrijfspieren en de behandeling moest gelijk zijn aan het ontstaan ervan. Dat hield in dat de zieke met zo'n klein mogelijk kracht de beweeginegn van vingers,hand en arm te maken en daarbij voortdurend te letten op de controle van deze bewegingen en die van het gezicht. Durch fulle zweck-matige oefeningen die zich ongewongen laten afleiden verkrijgt de zieke een grote zekerheid van bewegen en alsgevolg daarvan een grotere innerlijke rust die door speciale suggesties bevorderd kan worden Heyer (1935) meldt een succesvolle behandeling met Autogene training. de patient, een jonge koopman, was eerder tevergeefs behandeld met pillen en electriciteit en door een 'schreibkrampfspezialistin'. De eerste zitting gebruikte heyer om uit te leggen dat hij door boosaardige chefs onzeker geworden was en daarna volgden 8 zittingen waarin de man vertrouwd gemaakt werd met de AT. Heyer schrijft ook over de concentratiemoeilijkheden. De concentratie kan volgens hem niet in alle gevallen verbetert worden met louter versterking van de wil. Heyer zegt dat gymnastiek en ademen alle koncentratiekracht aktiveert In die gevallen zijn gymnastiek, ademhalingsoefeningen en bezigheidstherapie als onkruidwieden nuttig.Het zijn aktiviteiten die het 'ik' bindt en sterkt aan een aktieve zin. Koster (3)MEENT DAT HYPNOSE BIJ SCHRIJFKRAMPde enige oplossing is. naar zijn idee worden allerlei therapieen gebruikt die de zaak alleen maar verergeren. Hij doelt daarmee op grote hoeveelhedebn Luminal of broomkali een half jar niet schrijven, alleen heel groot of juist heel klein schrijven of electriceren). Allereerst moet de oorzaak uitgeschakeld worden: het gejaagde schrijven in gespannen houding op en te kleine lessenaar zoals bij de PTT vooral bij de telefoondiensten geschiedt, of ook het gejkaagde schrijven met daarbij de uitoefening van en sterke handdruk om tegelijk enige doorslagen te krijgen zoals en patienmt van koster de hele dag als loketbediende bij van gend en loos moest doen. Hij beschrijft een genezing binne 14 dagen door 5 hypnotische behandelingen van een man die al zes jaar leed aan schrifkramp en dardoor zijn baan verloren had. Een uitzondering meent koster want meestal duur de behandeling vele maanden. Wel maakt Koster daarbij onderscheid tussen schrijfkramp als funtionele afwijking en gevallen met een 'organische bodem'.

Ontbrekend zelfvertrouwen
Dr. Wilhelm Hilger (1911) wees erop dat iedere onderwijzer die lichamelijke oefeningen geeft het groot belang is te weten en te begrijpen welke fouten van de leerling aan onvoldoende belangstelling, aan gebrek aan lust, aan luiheid te wijten zijn, en welke fouten door gebrek aan zelfvertrouwen ontstaan. In het eerste geval een berisping of straf `volstaat komt het in het andere geval voornamelijk aan , het ontbrekende zelfvertrouwen op te wekken en te versterken door 'opbeuring, opwekking van de hopende verwachting, dus suggestie.' Hilger is van mening dat er eigenlijk geen zielkundige behandeling zijn waar niet op enig moment tijdens de behandeling het zelfvertrouwen van de patient versterkt moet worden. Ook buiten de behandelkamers dient men volgens Hilger te voorkomen dat men negatieve beinvloedt. Een examinator die een leerling op het examen in plaats van het zelfvertrouwen te versterken het met twijfel en bedenkingen verzwakt mag dat werk eigenlijk niet doen.
De Engelsman Bramwell
In 1922 meldde Max Levy-Suhl dat bij gebruik van hypnose voor pedagogische doeleinden nog steeds meningverschillen bestaan.De hypnose is volgens hem een ezelsbruggetje bij medische ondersteuning die men normaal gesproken in de pedagogiek niet nodig heeft. Men moet ook niet verwachten dat men slechte karaktereigenschappen hypnotsich ten goede kan keren. Wel kan men :DANK DER ERHOHTEN SEELISCHEN EINDRUCKSFAHIGKEIT UND BESSEREN HAFTUNG IN HYPNOTISCHE TOESTANDN BIJ KRANKHAFTIGEN EIGENARTEN, BEI DE ZG. KINDERFEHLERN, UNSEREN ERZIEHERISCHEN VORNAHMEN EINE NACHHALTERIGE WERKING ZU VERLEIHEN UND VERMOGEN NAMENTLICH OO GEWISSE REFLEKTORISCHE ODER AUTOMATISIERTE UNARTEN, WIE SIE OFT PSYCHOLOGISCHE KINDER ZEIGEN, LEICHTER ZU BESEITIGEN. WIRD DIE HYPNOSE, UNSEREN PRINZIP GEMAAS, GLEITZEITIG PSYCHOORTHOPADISCH VERWANFT SO SIND ONGETWIJFELD OOK MORELE GEVOLGEN BIJ KINDEREN TE ERZIELEN. eIGENE ERVARINGEN, VOOR DEREN DARSTELUNG KEUN RAUM IST (BEI zAPPELN, UNRUHE, LEICHTER ABLENKBARKEIT , UNARTEN GEGEN MITSCHULER, TICS MASTURBATIE, URINDRANG IN DER SCHULE, HEBBEN MIJ DEZE AUFFASSUNG IN EEN AANTAL GEVALLEN DURCHAUS BESTATIGT. iN HET BIJZONDER REAGEERDEN OUDERE SCHOOLKNAPEN GOED OP DE HYPNOTISCH VERSTERKTE APELL AAN HUN EHRGEFUHL, AN SELBSTZUCHT, KUNSTIGE MANNLICHKEIT UND TOEKOMSTIDEALEN s
NEDERLANDSE ONTWIKKELING
In 1899 hield dr. P. Bierens de Haan tijdens een voordracht voor een gezelschap van Utrechtse schoolhoofden voor dat de opvattingen van dr. Berillon op twee punten niet klopte. Ten eerste waseen kwestie van levensinzicht. Door de ontkenning door Berillon van het eeuwig leven als ondergrond van het tijdelijke leven. en daarmee ontkende hij weer het doel van het leven en dus van de opvoeding. Bierens de Haan hield zijn gehoor voor dat het Berillon niet de vorming van het karakter en de pesroonlijkheid ziet , en de zedelijke verdieping bovenal, maar slecht de sociale bruikbaarheid, en is tevreden wanneer hij die bereikt heeft. "In de tweede plaats is hem daadoor de erkenning der realiteit van goedheid en schoonheid onmogelijk en dus ( ziehier mijn bezwaar van principieel-psychologischen aard) van het fundamenteel onderscheid van ethische en aesthetische gevoelen ter eene en zinnelijke gevoelens ter andere kant; in verband daarmede blijft hem verborgen, dat suggestie het geestelijke gevoelsleven niet kan verdiepen."
Waar Berillon meent het karakter te hebben gevormt daar heeft hij het volgens Bierens de Haan het slechts veranderd en zeker niet verdiept. Hij zou het kind slecht opdringen en niet openbaren dat een bepaalde handeling goed of slecht is. Ook al zou het kind minder storend voor zijn omgeving zijngemaakt, echt verrijkt was het niet volgens Bierens de Haan. Een ander bezwaar dat Bierens de Haan had tegen de werkwijze van Berillon was meer praktisch . De fransman gebruikte bij zijn werk uitsluitend de hypnose en suggestie, ook voor het oefenen van de aandacht. Fout, meende bierens de haan. " Voor het oefenen van de aandacht is het hjuist van groot gewicht voor het kind om zijn psychische kracht te vermeerderen; hypnose of suggestie doet dit niet, maar oefening der aandacht alleen." Het kind diende daartoe het aandachts -mechanisme te verbeteren. Bierens de haan zag voor de suggestie toch wel een taak weggelegt. :"Men kan ook wel, en dit is het eenige, naar ik zien kan, wat men in dezen door suggestie vermag, een kind in hypnose een einddoel als begeerlijk opdringen , opdat het zoo een aanleiding heeft tot oefening zijner aandacht, maar het moet toch wel opgemerkt worden , dat het resultaat dan niet van de suggestie afhankelijk zou zijn." Hetzelfde gold volgens hem voor het geheugen en de verstandelijke begaafdheid omdat beiden afhankelijk zijn van hert concentratievermogen. Het geheugen is beter naarmate de voorsdtellingen aandachtiger opgenomen worden en ook de verstandelijke aanleg is sterk afhankelijk van de aandachtsconcentratie. Bierens de Haan meende desondanks dat er genoeg emplooy was voor hypnose en suggestie. Hij wees erop dat er vele afwijkingen zijn die het kind niet door eigen inspanning te boven kan komen, zoals nachtelijke angstaanvallen, inkontinentie tijdens de slaap of dwanghandeling. Ook als spoed geboden is of de bestrijding een overmatige krachtsinspanning zou vergen achtte Bierens de Haan toepasssing van Suggestie toelaatbaar.Bovendien zou men suggestief moeten ingrijpen als een psychiische afwijking schoolbezoek onmogelijk maakte.

resume:
Hypnose en suggestie hebben geen onbeperkte beteekenis voor de oppvoeding. want ze kan de karaktervorming niet beinvloeden, zij heeft slechts voor de vorming van het voorstellingdlevenb waarde, en tweedens ook in dat gebied van het zieleleven is zij niet de eenige methode,maar staat naast haar de psychischeoefening, die in een deel der gevallen de eenig aangewezen methode van behandelings is.
Prof.Dr.C.Winkler antwoordde dat de opvoeder streeft naar "het bijbrengen van overtuigingen of van heldere voorstellingen omtrent de beteekenis van leedbrengende handelingen voor andere individuen, en elke voorslag om niet te suggereeren bij de opvoeding zou onuitvoerbaar blijken en ook volkomen ongemotiveerd zijn. Zonder suggestie is geen opvoeding denkbaar en eeuwen lang is zij uitgeoefend zonder dat men er veel over sprak onder dien naam." Bij dit alles speelt de volgens Winkler de persoonlijkheid van de pedagoog een grote rol:" Nu eens dwingen de 'vreemde oogen' zonder moeite, waar de veel begaafdere paedagoog faalde. De vrees voor,- het vertrouwen in,- hem die suggereert oefent invloed. De waardeschatting die de omgeving van het kind voor den paedagoog heeft, en die voor het kind niet verborgen blijft, eveneens. De nimbus waarin hij die het kind zal suggereeren voor het kind verschijnt, werkt mede. Kortom, hij die suggereert, moet in de oogen van het kind een zer groot complex van eigenschappen schijnen te bezitten,wil er van hem een groote suggestieve kracht uitgaan. Naar mijn meening is het eenzijdig, de beteekenis der verhouding tusschen paedagoog en kind voor suggestie en ook voor hypnose, te willen ontkennen. Bepalende eigenschappen voor die verhouding waren volgens Winkler: "Hij, die niet te dicht bij het kind staat, de vreemde, die omkleed ,met met een nimbus van te zijn een bijna volmaakt mensche, streng, gevreesd en vertrouwd meteen, zal het spoedigst voor het kind staan, als een vertrouwbare reus, tegen wien men opziet, die men vreest en vertrouwt, maar tegen wien men zich niet vertzet."
De prof. zag dus eigenlijk geen principieel verschil:'De suggestief-kracht van den hypnotiseur op den gehypnotiseerde, precies als die van den paedagoog op het kind, hangt niet weinig af vanb de wisselwerking die tuschen hen bestaat. En om die goede verhouding had de prof nu juist zijn zorgen.Zijn ervaring was dat juist bij het misdadige kind die gunstige verhouding ver te zoeken was.Dit kwam volgens Winkler vooral omdat:" het misdadige kind maar zeer zelden is een normaal, maar in verreweg de meeste gevallen een achterlijk kind,"is. De eigenschappen van de achterlijke kinderen verzetten zich tegen suggestieve invloeden meende Winkler. Ook vermocht de prof niet in te zien waarom een goede pedagoog die bij normale kinderen misdadige neigingen zonder hulp van hypnose succesvol wist aan te pakken het zou afleggen bij misdadige kinderen als daar niet een diepere grond voor bestond.
Bovendien was hij van mening dat het niet erg waarschijnlijk is dat de goede pedagoog, die onder allerlei andere namen, in de regel met grote tact in zg. wakende toestand suggereert ineens de mindere zou zijn van de geneesheer als niet-pedagoog.Want ook al wordt de arts meer omgeven met de nimbus der omgeving, toch worden er hoge eisen gesteld aan de pedagogische talenten van die arts. Winkler zette zijn betoog kracht bij met een eigen onderzoekje. Hij maakte deel uit van een commisie die moest beoordelen of een kind toeglaten kon worden tot een speciale school voor achterlijke kinderen. Hij onderzocht tweehonderd kinderen en kwam tot de volgende bevindingen. Van alle achterlijke kinderen hebben er 60% misdadige neigingen. Dze neigingen wist hij onderte verdelen in:
Erge driftbuien 57 gevallen =28,9% plaagzucht 44 ,, =22,3% Koppigheid verzet 28 ,, =14,2% slechte gewoonten 28 ,, =14,2% vechtlustig 12 ,, = 6,1% stelen 10 ,, = 5,1% liegen 18 ,, = 9,1%



Op de vraag van de 'kinderbescherming' kon de Antwerpse professor Schuyten niet echt antwoorden. Op zich was hij wel overtuigd van het nut van de hypnotische suggestie voor physische gebreken en karaktedefecten die daarvan het gevolg zijn. Hij plaatste echter vraagtekens bij de onschadelijkheid van de hypnortische toestand aan het kinderlijik zenuwstelsel in de vorm van afzwakking of diepe schokking. Zeker, betoogde Schuyt de onmiddellijke gevolgen weten we maar wat te denken van de gevolgen op lange termijn. Onderzoekers verwaarlozen die vraag:"De hypnotiseurs vermijden deze klip in hunne hgeschriften met de grootste zorg." De professor stelde zich voor met enkele eenvoudige proeven na te gaan of na hypnotische behandelingen storende invloeden kunnen optreden en hoe lang die uitwerking aanhoudt. Schuyt had daarvoor de medewerking van een aantal hypnotiseurs nodig. In nederland noch Belgie vond hij echter die behulpzame hand zodat hij de vragen onbeantwoord moest laten.


Concentratieproblemen
Langzamerhand verdwijnt het idee dat concentratie een karakteraangelegenheid is.Meer onstaat er belangstelling voor de concentratiestoornisen als een functioneel probleem. Vooral na de theorien van Levy die uitgingen van de concentrtatie van de aandacht en 'autosuggestief te denken, later in populaire versie beroemd en berucht gemaakt door Emile Coue. Nog steeds gaat men er van uit dat het concentreren een zaak van willen is. Als vormen van passieve autosuggestie noemt stokvis een reeks methodes waarbij de training van de wil uitgangspunt is.Ze zijn allen bedoeld als vorm van psychotherapie. Door de patient deze oefeningen te laten doen gevoelt deze zich niet langer speelbal van zijn ziekte en de therapie. Stokvis tekent hierbij an dat het zelfs te bezien staat of het in gevallen van verbetering deze suggestieve factor of de versterking van de wil is geest die de beterschap teweeg gebracht heeft Voral dwangneurotici zouden er veel baat bij hebben. Deze oefeningen, die men ook wel wilsgymnastiek noemt kent vier categorien:1. de voorstellings en denkoefeningen ter concentratie van de aandacht,2 psychomotorische oefeningen ter concentratie van de aandacht, 3 oefeningen ter afleiding van de aandacht en 4. oefeningen ter vergroting van het prestatievermogen. Zo is daar de methode van Mohr die zijn patienten nauwkeurig tot in alle finesses het een of andere voorwerp liet beschrijven hetgeen hen noodzakt de aandacht op dat object gericht te houden. Oppenheim en vogt stelden oefeningen op ter gedachtenremming. De patient moest leren een reks van voorstellingen willekeurig af te breken.(oefenen met bekend vers etc.). Een voorbeeld van psychomotorische oefeningen is een patient met stoornissen in de aandachtsconcentratie een voorwerp in en kamer elke dag op hetzelfde uur te laten verplaatsen. In plaats hiervan kan men ookde slinger van Chevreuil gebruiken. methoden om ziekelijk gefixeerde aandacht af te leiden met aandachtig luisteren naar een tikkend horkloge, stevig in de hand knijpen, met spelden prikken of elctroden op gevoelige plaatsen de patient zelf de stroom laten regelen wijst stokvis af als nutteloos. De oefeningen ter verhoding van het prestatievermogen zijn in hoofdzaak (auto-)suggestief Men moet de patient voorhouden dat hij tot grotere prestaties in staat is door zich intensief te laten voorstellen hoe hij zal handelen.
Overigens meent stokvis dat opzettelijke aanwending van autosuggestie en hypnose bij de opvoeding en in de psychotherapie bij kinderen afkeuring verdient.
PRESTEREN IN HYPNOSE Gedurende haar hele bestaan heeft de hypnose de fantasie geprikkeld waar het ging om het verbeteren van de prestaties in hypnose. Vooral in de jaren 30 werden diverse experimenten gedaan om uit te maken of de altijd genoemde verbetering van het geheugen terecht was. Immers Freud en anderen gebruikten de hypnose om vergeten herinneringen omhoog te halen maar aan het waarheidsgehalte werd door velen getwijfeld. Stalnaker en Riddle( Hull)meenden dat alleen door een goed experiment uit maken viel of de in hypnose gereproduceerde feiten juist. Zij lieten 12 studenten stukken proza en poezie van buiten leren. Na minsten een jaar waarin de proefpersonen de stof niet mochten herlezen of opnieuw leren werd nagegaan wat zij van een stuk van het vroegere gelerde konden opschrijven in een diepe hypnose en in waaktoestand direct daarna. De volgende dag werd hetzelfde gedaan maar eerst in waaktowestand en dan in hypnose. De derde dag werd dezelfde volgorde genomen als detweede dag en de vierde dag de volgorde van de eerste dag. Elke dag werd een ander stuk van het geleerde genomen.De vijfde dag werd begonnen met de waaktoestand op de zesde en zevende dag met hypnose.Op de achtste weer met de waaktoestand. Zo werden alle denkbare voorzorgsmaatretgelen genomen om fouten te vermijden. Van de 92 herinneringsproeven (4 waren blijkbaar uitgevallen) was bij 87, dit is 95%, het aantal in hypnose goed weergegeven woorden groter dan in waaktoestand De gemiddelde winst van het totaal aantal goed weergegeven woorden in alle hypnotische toestanden tezamen, vergeleken met dat in alle waaktoestanden tezamen bedroeg 64,86%. De conclusie van de onderzoekers was dan ook dat in hypnose een duidelijk beter herinnering bestaat voor dingen die Lang Geleden zijn opgenomen. Zij vonden verder dat proefpersonen in staat waren vroeger geleerd materiaal, bv. een gedicht geheel of gedeeltelijk te reproduceren ook al wisten ze er in waaktoestand niets meer van. Zij wijzen op de neiging die hierbij tevoorschijn kwam om in hypnose dinger er bij te fantaseren die in het oorspronkelijke materiaal niet aanwezig waren.
Een ander belangrijk experiment voerde Huse (Hull) uit. Hij wilde weten hoe de herinnering was voor vers geleerd materiaal. Daartoe vertoonde hij aan proefpersonen 9 verschillende figuren en noemde daarbij zinloze lettergrepen. Dit herhaalde hij tot de personen zonder haperingen bij elk figuur de bijbehorende lettergreep kon zeggen. Na 24 uur werd nagegaan hoeveel fouten er gemaakt werden met het nmoemen van de lettergrepen in hypnose en waaktoestand. Het bleek dat de herinnering in hypnose niet beter was dan in waaktoestand. Ook Koster en stokvis vonden geen verbetering van de intellectuele prestaties in diepe somnambule hypnose. Koster en Hull verklaren het verschil met het herinneren van oud materiaal bv. jeugdherinneringen met het idee dat de hypnose blokeriongen van emotionele aard opheft. Geen verklaring wordt gegeven voorn de in de experimenten genoemde verschillen. Het is niet aannemelijk dat het materiaal door Huse gebruikt 'emotioneler'zou zijn dan het proza en poezie dat Stalnaker en riddle hun studenten lieten leren.
Minder onderzoek en ook minder goed te controleren zijn de directe suggesties om indirect de prestaties te beinvloeden.
Tepperwein geeft na inductie een scholier de volgende suggesties:... In deze heerlijke rusttoestand opent zich nu heel ver de poort naar je onderbewustzijn - hel ver opent zich de poort naar je onderbewustzijn. Alles wat ik je zeg prent zich heel diep vast in je onderbewustzijn in en je zult steeds daarnaar handelen. Vanaf nu concentreer je je op school helemaal op wat de onderwijzer zegt. Je laat je door niets meet afleiden en meld je telkens als je iets weet. Je bent met plezier bij de les en werkt intensief aan het onderwijs mee. Thuis maak je je huiswerk geconcentreerd en zorgvuldig. je laat je ook daarbij door niets afleiden. Je Zult niets anders doen voordat je huiswerk geconcentreerd en zorgvuldig gemaakt is en je je grondig op de vakken van de volgende dag hebt voorbereid. Het doet he plezier dat je steeds betere rapportcijfers mee naar huis krijgt en je merkt hoe je prestaties zich steeds vergroten. En zo zal het ook blijven. Je zult voortaan op school geconcentreerd werken Het doet je van dag tot dag steeds meer plezier al je krachten voor dat doel in te zetten, je prestaties nog meer te vergroten. Je laat je door niets van dit voornemen afbrengen om je prestaties op te voeren. Je schoolprestaties worden van dag tot dag steeds beter. Je prestaties worden van dag tot dag steeds beter- steeds beter.' Tepperwein prijst deze tekst aan om in te spreken op geluidsband en beloofd goede resultaten! Dezelfde auteur verwijst ook naar reeksen proeven gehouden in het psychoneurologisch kliniek in Moskou.

Examenvrees
Koster vindt dat examenvrees niet 'en bagatelle' behandeld mag worden. Met stovis is hij niet eens dat er altijd sprake is dat deze mensen een diepe behandeling moeten ondergaan. Toch meent Koster ook dat er naar de oorzaak gezocht worden:" Vaak maar lang niet altijd is dat een onvoldoende kennis van de examenstof.Meestal spelen minderwaardigheidsgedaxchten een grote rol erbij en soms ook oververmoeidheid,o.a. doordat de candidaat vele nachten veel te weinig heeft geslapen." Koster meent dat een geregeld leven al veel goed kan doen. Geregelde studie zonder overdrijving, op vaste tijd naar bed en opstaan, geen wekaminen of veel koffie en sigaretten heeft naast de hypnostische behandeling veel patienten geholpen toch het diploma te behalen.

Zakboek onderwijsstatistieken 1986. Den haag Staatsuitgeverij,1986
Yudin, L.W.,et al.,School drop-out or college bound:study in contrast, in Journal of Educational Research, 67 (1973)2, blz. 87-93
Hermans J.J., Niet-voortgzet onderwijs. Lisse, Swets en Zeitlinger,1981
Linden. van der en P.J.B. Roeders, 'Leven en welzijn van scholieren', in School, nr.4, 1983
Mededeelingen van den Nederlandsche Bond tot Kinderbescherming no.7,mei 1903
Dr. P.Bierens de Haan, 1899
Bramwell.......
G.R.Heyer, Praktische Seelenheilkunde, 1935
Dr. Wilhelm Hilger, De hypnose en de suggestie, F. van rossen,1911
L.Hirschlaff , Hypnotismus und Suggestivtherapie, 4e druk, Leipzig 1928.
Hull
Dr. Max Levy -Suhl, Die Hypnotische Heilweise und ihre Technik, Stuttgart,1922
Dr. Berthold Stokvis, Autosuggestieve Psychotherapie, De Tijdstroom Lochem ,1950
K. Tepperwein, handboek van de hypnose, Elsevier Focus, 1980 



Hypnose & Leren Tijdschrift voor Educatieve en Therapeutische Hypnose (Teth)



Reacties

Populaire posts